Techniek van het schieten
Het schieten, meestal tireren genoemd is ook een basistechniek. Tireren is spectaculair, maar vraagt opperste concentratie, vaardigheid en kracht. De beste tireurs zijn echter niet diegenen die het hardst gooien. Het doel van tireren is het raken van de goed geplaatste bal van de tegenstander, zodat deze weggespeeld wordt.
De uitgangshouding komt overeen met die van het staand plaatsen, alleen de romphouding verschilt, deze is iets meer gebogen. Ook de beweging is bijna gelijk, hier ligt het enige verschil in het gebruik van de pols. De pols wordt bij het schieten minder gebogen.
Tireerhouding
De tireerbeweging moet soepel verlopen en het is een samenspel van enkele factoren zoals lenigheid, coördinatie, behendigheid, kracht en snelheid.
Bij het tireren is nog meer dan bij het plaatsen een harmonische beweging van belang. Een heel geringe afwijking namelijk leidt al tot een misser, terwijl bij het plaatsen een afwijking van enkele centimeters een goede bal tot gevolg kan hebben.
Naast het schieten van ijzer op ijzer is er ook nog het schieten over de grond. Deze uitvoering is vooral geschikt voor zeer gladde terreinen en kan uitermate effectief zijn. Na een raak schot blijft je eigen bal vaak dicht in de buurt. Er kunnen vaak makkelijk meerdere boules tegelijk worden weggeschoten. Dit laatste voordeel is meteen ook het nadeel, het is een zeer destructieve techniek waarbij een zorgvuldig opgebouwde situatie totaal verstoord kan worden. De kans op klossen (ballen die tegen elkaar aanspringen) is zeer groot. Daarom moet je het zien als een uitbreiding op, en niet als een vervanging van het schieten op ijzer. Je moet het alleen gebruiken als er sprake is van balvoordeel.
Net als bij pointeren zijn er verschillende manieren om te schieten.
- Schieten over de grond
- Slepend schieten
- Indirect schieten
- Schieten ijzer op ijzer
Slepend schieten
Bij dit schot wordt de bal zo krachtig mogelijk gespeeld, waarbij de boule 3 tot 4 meter voor het doel de grond raakt. Het grote nadeel van dit schot is dat de speelbal alle onregelmatigheden van het terrein tegenkomt, waardoor er minder controle is. Het resultaat is dus zeker niet voorspelbaar.
Indirect schieten
Een van de meest voorkomende redenen dat tireurs de boule van de tegenstander missen is dat de boule over de tegenstander heen springt (vooral bij harde banen). Om dit te voorkomen kan men het beste kort schieten. Laat de boule 20 tot 30 cm landen voor de boule van de tegenstander. De aanvallende boule rolt door en ketst de tegenstander weg. Deze worp is alleen geschikt voor zanderig en vlak terrein. Zelfs het kleinste steentje kan er voor zorgen dat men het doel mist.
Ijzer op ijzer schieten
Dit type schot wordt voornamelijk gebruikt op onregelmatig terrein. De bal van de tegenstander moet men recht in het midden raken, een schot op het ijzer dus. Dit is het moeilijkste schot dat veel nauwkeurigheid vereist. De boule moet de tegenstander raken zonder de grond te raken. Het perfecte schot noemt men een “carreau sur place “
Trainingsoefeningen voor tireurs
Schieten
Oefen het schieten op een boule die steeds verder van de werpcirkel ligt (max. 10 meter). Begin daarbij op ongeveer 4 meter afstand. Vervolgens kan de oefening bemoeilijkt worden door een butje te gebruiken in plaats van de boule.
Een andere oefening is om de te schieten boule op een verhoging te leggen, bijvoorbeeld een rol tapijt of een boomstam. Met deze oefening dwing je jezelf om je arm hoog op te tillen en niet kort te schieten. M.a.w. ijzer op ijzer.
De naastliggende boule tireren
Deze oefening is bedoeld om het richten te verbeteren. Plaats 2 of 3 boules, liggend naast elkaar, met 1 boule ruimte ertussen, op 4 Ã 5 meter van de werpcirkel. Probeer nu de linkse, middelste of rechtse boule te tireren zonder de andere boules te raken. Bouw de lengte langzaam op tot 10 meter.
Achterste boule schieten
Deze oefening vergt veel van de speler zijn precisie. Plaats 2 boules, liggend achter elkaar, met 2 boules ruimte ertussen, op 8 Ã 9 meter van de werpcirkel. Probeer nu de achterste boule te tireren zonder de voorste boule te raken. Er kan ook met 3 boules geoefend worden. Probeer dan de middelste of de achterste te raken.
Middelste boule schieten
Bij tireren is het belangrijk dat u carreau kunt schieten omdat u dan geen hinder van het terrein hebt. De volgende oefening helpt hierbij: Leg de te tireren boule op de grond en teken er een cirkel met een diameter van 50 cm omheen. Oefen nu het tireren zo dat de aanvallende bal niet uit de cirkel rolt (een blijver). Start de oefening op 2 Ã 3 meter van de werpcirkel en vergroot vervolgens de afstand tot 8 Ã 9 meter en verklein ook de diameter van de cirkel. Goed tireren vraagt veel oefening zoals bijvoorbeeld 3 tot 4 keer per week.
Getrokken boule schieten
Oefen de getrokken bal als volgt: Teken een lijn op zo’n 9 Ã 10 cm voor de te tireren boule. Geef de geworpen boule een contra-effect zodat de boule terug en over de lijn rolt als hij de aan te vallen boule raakt. Het schot kan gebruikt worden als een boule achter het butje ligt. Men schiet de boule weg en rolt zelf richting het butje.