Welke tactiek passen we toe!
De goede spelers in het Petanque zijn niet alleen technisch bekwaam, maar zijn ook tactisch zeer goed in het spelen van Petanque.
Tijdens het spelen moet men keer op keer belangrijke beslissingen nemen. Direct na de toss moet direct de eerste tactische beslissing genomen worden: op welke baan/terrein gaan we spelen? De tweede belangrijke beslissing betreft de afstand waarop het but word uitgeworpen. Wordt er lang of kort gespeeld? Maar de belangrijkste vragen die telkens zullen terug keren in een partij zijn: moet er worden geplaatst of moet er worden geschoten? In zijn algemeenheid kun je zeggen dat als je beginner bent of voornamelijk recreatief speelt speel het spel dan zo dat je je er lekker bij voelt en er voornamelijk veel plezier aan beleeft!
Ben je ambitieuzer dan zullen we hieronder proberen wat handreikingen te geven.
Het terrein
Als je al iets van tegenstanders weet, omdat je eerder tegen hen hebt gespeeld, houd dan rekening met de zwakheden die je vermoedt. Zoek een hard of zacht terrein uit, een glad terrein of een terrein met veel oneffenheden. Maar vergeet niet in goed overleg met je teamgenoten te bespreken waar ze de voorkeur aan geven. Je moet namelijk niet alleen kijken naar de zwakke en sterke kanten van de tegenstanders, maar ook naar die van het eigen team. Heb je een uitstekende pointeur die op een zeer lastige terrein goed plaatst, zoek dan een moeilijk terrein op. Speel je tegen een team met een heel goede tireur, ga dan op een terrein spelen waar je eigen tireur zich ook thuis voelt of verleg het accent in de richting van het plaatsen.
De speelafstand
Ga bij de speelafstand in eerste instantie uit van de eigen speelsterkte. Lukt het de eigen tireur nauwelijks een boule op acht à tien meter te raken, plaats dan de but zo veel mogelijk op korte afstand. Verkeert de tireur van je eigen team in vorm, besluit dan over de optimale afstand voor de tireur te spelen. Is de tireur van de tegenstander in vorm varieer de speelafstand dan zoveel mogelijk om de tireur uit zijn ritme te krijgen.
Plaatsen of schieten
De belangrijkste en meest voorkomende vraag die tijdens een partij wordt gesteld is: moet er worden geschoten of geplaatst? Deze vaak moeilijke beslissing hangt vaak van de volgende factoren af:
- de spelsituatie
- de stand van de partij
- de afstand waarover gespeeld wordt
- de gesteldheid van het terrein
- hoe sterk ben je op dat moment
- de sterke maar ook de zwakke kanten van de tegenstanders
De speelsituatie
Voordeelsituatie
Het kan zijn dat je op punt ligt en meer boules in de hand hebt dan je tegenstanders. Men spreekt dan van een voordeelsituatie die je moet proberen uit te buiten. Bedenk geen ingewikkelde tactiek met moeilijke worpen; je vraagt dan om problemen. Bespreek met je teamgenoten welke worp de meeste kans van slagen heeft. Bouw rustig je voorsprong uit.
Nadeelsituatie
De tegenstanders ligt op punt en je wilt deze spelsituatie in je voordeel veranderen. Vaak kan dit alleen maar met een worp waar veel meer risico aan verbonden is, bijvoorbeeld door het but op te spelen, of door één of meer boules met één schot op te ruimen. Het risico is natuurlijk ook afhankelijk van het aantal boules dat je meer of minder hebt dan je tegenstander.
De stand van de partij
Een partij zou je kunnen verdelen in een aantal fasen:
- de beginfase, van 0 t/m 6 punten
- de middenfase, van 7 t/m 9 punten
- de eindfase, van 10 t/m 13 punten
In het begin kun je de tegenstanders observeren. Kijk hoe ze spelen, probeer de tekortkomingen van je tegenstanders te ontdekken. Let op de manier waarop ze plaatsen en schieten. Maar pas op, onderschat de tegenstander niet. Wordt nooit nonchalant. Na de beginfase wordt vaak duidelijk welke tactiek het beste kunt volgen. Bespreek het met je teamgenoten en ga, als de partij dat toelaat, tot aanval over; trek het initiatief naar je toe. Bij de punten 8 en 9 is een grote voorzichtigheid geboden. Een klein foutje geeft de tegenstanders vaak vleugels. Dus geen enkele risico nemen. Probeer liever de zwakke punten van de tegenstander uit te buiten. Al is er natuurlijk een groot verschil tussen de stand 8-1, 8-5, en 8-8. De eindfase is de beslissende fase, waarbij je er verstandig aan doet op zekerheid te spelen. Ook als je met 11 – 3 voorstaat, is het beter met één punt tevreden te zijn, in plaats van extra veel risico te nemen. Je loopt ook de kans dat de tegenstanders de werpronde wint, het heft in handen neemt en daardoor zijn zelfvertrouwen terugkrijgt.
De afstand waarover gespeeld wordt
De vorm waarin je bent is bepalend. Schiet je op die afstand makkelijk: schiet dan en speel aanvallend. Probeer het initiatief naar je toe te halen. Wordt er minder goed geschoten op die afstand plaats dan.
De gesteldheid van het terrein
Er zijn terreinen die bij veel spelers niet ze geliefd zijn. Dit zijn meestal terreinen met veel obstakels of terreinen met een verende, leemachtige of volledig harde bodem waar het bijna alleen maar mogelijk is een boule te verwijderen door hem vol te raken. De betere tireur kan zich hier uitleven. Maar er zijn ook terreinen die uitstekend geschikt zijn om voor de boule te schieten of vlak en rollend schieten. Dit zijn over het algemeen vrij vlakke terreinen met een laagje gravel of grind of zand. Onderzoek altijd voor het begin van een partij de terreinomstandigheden.
Hoe sterk ben je op dat moment
Draait het team goed dan kun je meer risico nemen en aanvallend spelen door bijvoorbeeld een extra bal te schieten of een risicovolle bal te plaatsen. Loopt het niet lekker en mislukt er veel speel dan defensief. Plaats meer boules en als het kan voor de but. Laat de tegenstander maar moeilijke toeren uithalen om punten te halen. Mislukt dat dan kan de situatie omdraaien: je team wordt sterker en het team van de tegenstanders gaat minder goed draaien.
De sterke en zwakke kanten van de tegenstanders
Ervan uitgaande dat je bekend bent met de kwaliteiten van je team en dat gewoon wilt uitbuiten, is het belangrijk er achter te komen wat die kracht en de zwakte van de tegenstanders is. Kunnen ze goed plaatsen of schieten, of is het een team dat bijna nooit schiet? Als je je tegenstanders wilt laten plaatsen, probeer ze dan uit te dagen door een bâtard (bastaardpunt) te plaatsen. Dit is een geplaatste boule, zo’n 30 à 50 centimeter links of rechts van het but. De tegenstander twijfelt, of hij zal schieten en besluit maar te plaatsen. Dit ogenschijnlijk zwakke punt kan tot gevolg hebben dat je in een voordeelsituatie komt. Het is verder van belang goed op te letten wie de laatste boule(s) speelt. Is het de tireur of pointeur? Stem je tactiek daarop af.